Het islamitische offerfeest

Tijdens mijn deelname aan het islamseminar in SEKEM in het voorjaar van 2008 zijn zaadjes gezaaid die nu een voor een lijken te ontkiemen. Hieronder volgt iets over mijn beleving van het islamitische offerfeest dat op 8 december van 2008 gevierd werd en hoe mijn vrouw en ik getracht hebben daar als moslims en ouders van de Vrijeschool een eigentijdse vorm aan te geven. Ik wil overigens niet suggereren dat dit per definitie overeenkomt met de visie van Ibrahim Abouleish op dit feest.

Abraham

Het offerfeest is een herinnering aan het Bijbelse verhaal over Abraham, bij ons de profeet Ibrahim, die in een droom de opdracht kreeg zijn eerstgeboren zoon te offeren. Over wie die eerstgeborene was verschillen moslims van mening met joden en christenen. Wij gaan ervan uit dat het om Ismaël gaat, de zoon die Abraham verwekte bij zijn slavin Hagar (Hadjar) toen Sarah kinderloos bleef. De Koran laat dat offer in Mina plaatsvinden, een dorp op twee uur lopen van Mekka. Op het laatste moment verhinderde God dat Abraham zijn zoon werkelijk doodde en stelde een ram voor Ismaël in de plaats.

Het offerfeest vormt eigenlijk de afsluiting van de bedevaart die door iedere gezonde en voldoende draagkrachtige moslim gemaakt moet worden. Die bedevaart vindt plaats in de tweede week van de twaalfde maand van de islamitische kalender (in 2008 van 3 t/m 8 december) en staat helemaal in het teken van Abraham, Hagar en Ismaël. De rituelen gaan grotendeels terug op voor-islamitische gebruiken. De belangrijkste zijn het dragen van speciale witte kleding, het omcirkelen van de Ka’ba, het huis van God dat door Abraham en Ismaël werd gebouwd, contemplatie gedurende een middag op de vlakte van Arafa buiten Mekka, het symbolisch stenigen van de duivel ter herinnering aan het feit dat deze Abraham tot driemaal toe in verzoeking bracht, en ten slotte het offeren van de meegebrachte of ter plekke gekochte offerdieren. Ter afsluiting wordt (een deel van) het hoofdhaar afgeschoren.

Offerfeest

Degenen die de bedevaart niet maken vieren de tiende, elfde en twaalfde van de maand van de bedevaart (dzoel hidja) het offerfeest. In islamitische landen van Afrika tot Indonesië worden dan massaal offerdieren geslacht (variërend van geiten tot kamelen), vaak op straat, wat nogal bloederige taferelen kan opleveren. Twee derde van het vlees wordt aan behoeftigen en vrienden uitgedeeld. Steeds meer moslims in Nederland kiezen ervoor om geld naar familie in hun land van herkomst of aan liefdadigheidsorganisaties over te maken, die voor op de dag van het feest vlees of voedselpakketten verstrekken aan mensen die onder het bestaansminimum leven.

De feestdag begint met het normale gebed voor zonsopkomst. Het ontbijt wordt overgeslagen en in de loop van de ochtend gaat men naar de moskee. Daarbij wordt luidkeels geroepen: “God is groot, God is groot, God is groot en geprezen is Hij.” Meestal verzamelt men zich in en om de centrale moskee of op een centraal gelegen plein voor het speciale feestgebed dat gevolgd wordt door een preek waarin de offerbereidheid van Abraham ten voorbeeld wordt gesteld. De rest van de dag en de twee volgende dagen staan in het teken van familiebezoek. Het doet wel wat aan kerstmis denken, maar eigenlijk is het een feest van moed en vertrouwen en heeft het Michaëlkarakter. Met Michaël wordt de (innerlijke) draak verslagen door een moedige ridder met een blinkend zwaard. Ook het offer van Abraham en het weerstaan van de duivel vereiste moed en een grenzeloos vertrouwen. In een lied dat op de ‘vrije’ SEKEM-school in Egypte gezongen wordt, is het zo verwoord:

God, naar U, mijn God, richt ik mij.
Op U vertrouw ik, op U bouw ik.
U vertrouw ik mijn voelen en mijn handelen toe.
Stenen werpen wij in des duivels aangezicht.
Geef mij en mijn hart kracht.
Uw weg ga ik en met Uw hulp overwin ik.
Verheugd, verheugd over Uw goedheid ben ik, verheugd!

Eigen invulling

Dit jaar hebben wij met een paar Nederlandse moslimgezinnen geprobeerd een eigen invulling aan het feest te geven door gezellig bij elkaar te komen en met de kinderen een bedevaartspel te spelen. Ik heb dat geschreven inde sfeer zoals op Vrijescholen met de kleuters het kerstspel gespeeld word. In het midden stond de Ka’ba, gemaakt van een tafeltje met een zwart kleed. De kinderen hulden zich in doeken zoals ik zelf bij de bedevaart droeg en ik las de tekst voor terwijl de kinderen naar Mekka reisden en de beschreven handelingen uitbeeldden. Het omdoen van de doeken leidde tot het nodige gegiechel, maar vooral het stenigen van de duivel en het slachten van de denkbeeldige schaapjes werd met groot enthousiasme begroet.

Hendrik Jan Bakker (Vriendenkring SEKEM)

Geef een reactie