Noodkreet vanuit Mali

Stichting Rondom Baba runt in Mali het project Here Bugu, dat los van de reguliere ontwikkelingssamenwerking werkt. Het project is tien jaar geleden opgericht door Yvonne Gerner en de Malinees Mamadou Traoré (Baba) om een alternatief model te ontwikkelen voor armoedebestrijding. Baba zag al jaren met lede ogen aan hoe de reguliere projecten, gefinancierd door het Westen, vaak de zakken vullen van regering en medewerkers van de lokale NGO’s Hij was wanhopig op zoek naar een manier om dit te doorbreken en vond in SEKEM inspiratie.

Naar aanleiding van de Afrikatop in Ivoorkust in november 2017 liet Mark Rutte weten dat hij de groeiende groep jongeren in Afrika perspectief wil bieden, opdat zij zich niet aansluiten bij terroristische groeperingen of op irreguliere wijze vertrekken naar Europa. Daarvoor is al in 2015 een Afrikafonds ingesteld van 3,1 miljard euro. Maar hoe besteed je dat geld?

Hieronder volgt een sterk ingekorte bewerking van een open brief van Yvonne Gerner aan Mark Rutte: “Wat Rutte en de EU-Afrikatop zouden moeten weten…”. Wat Yvonne over Mali schrijft, geldt in zekere zin ook voor Egypte. De voorbeeldfunctie die SEKEM voor Egypte heeft, begint Here Bugu ook voor Mali te krijgen.

Here Bugu
Tien jaar woon en werk ik nu tussen de plattelandsbevolking. Tien jaar heb ik nodig gehad om te integreren in deze cultuur. En tien jaar om te zien en te begrijpen waar het mis gaat en waar de misverstanden ontstaan in de ontmoeting tussen de Westerse en de Afrikaanse cultuur.

Volwassenen, jongeren, kinderen, mannen en vrouwen, verschillende etnische groeperingen en religieuze stromingen werken hier samen. Het project is één grote school voor alle betrokkenen. Er zijn geen salarissen, wel vergoedingen om te kunnen leven. Maar, nog belangrijker: er is vooral ontwikkeling van binnenuit, duurzame ontwikkeling en groeiend enthousiasme.

Wat gaat er mis?
Voor de jongeren in deze regio is er een wanhopige keuze: De eerste is vluchten en geld vanuit Europa opsturen. De tweede is overleven door je aan te sluiten bij terroristische groeperingen die jongeren stevig ronselen en geld, voedsel, goederen en wapens leveren om te overleven. Het is nuttig je af te vragen wat de keuze van jouw kind zou zijn.

In de afgelopen jaren is het één keer voorgekomen dat ik om hulp vroeg bij lokale partnerorganisaties. Ik vroeg om een hongerende doelgroep van de opgeslagen “noodrijst” te voorzien waarover zij beschikten. Zij hielden ons een tijdlang aan het lijntje met beloftes. Bij nader inzien bleek, dat in ieder geval een deel van hun voorraden werd verkocht op de markt. Onze doelgroep heeft nooit iets gekregen. En ik heb mijn hulpvraag moeten bekopen met een doodsbedreiging. Hij werd beschouwd als ongewenste inmenging.

Een ander voorbeeld gaat over geboortebeperking, een topprioriteit vanuit Europa. Ik stuurde vrouwen naar gezondheidscentra, door het Westen gefinancierd, om een implantaat te laten plaatsen voor ge-boortebeperking, een implantaat dat vijf jaar zou werken. Na drie jaar waren alle vrouwen zwanger, evenals vrouwen die andere centra bezochten. Het gerucht gaat dat er goedkopere implantaten zijn gebruikt die slechts drie jaar werken.

Ik schrijf dit niet om iemand te beschuldigen. Het zijn slechts twee voorbeelden van de dingen die ik hier tegenkom en die aangeven dat het ergens mis gaat op de weg van donateur naar doelgroep.

Westerse plannen
De hoofdstad Bamako wordt overstroomd door vertegenwoordigers van westerse organisaties en be-drijven die overleggen over hun hulpprogramma’s. Veel geld stroomt binnen, hetgeen goed te zien is aan de huizen en kantoren die gebouwd worden en aan de toenemende stroom nieuwe auto’s. Er heerst een koortsachtige sfeer van ‘hulp’ en de rijken verrijken zich. Vanuit het stervende platteland haasten intermediairs in westers kostuum zich naar de hoofdstad om hun graantje mee te pikken. Maar op het platteland heb ik gehoord over dorpshoofden die geen contact meer willen hebben met lokale, aan het westen gelieerde ontwikkelingshulporganisaties. Ze zijn het zat, zeggen ze.

Ik denk dat de westerse plannen en werkwijzen de kloof tussen arm en rijk alleen maar zullen vergroten. Dat de motieven om te vluchten zullen worden versterkt en de opmars van de terroristische organisaties zal toenemen. De programma’s missen de aansluiting aan de lokale cultuur. Malinese functionarissen die tientallen jaren getraind zijn om te denken in Westerse modellen, gebruiken de westerse standaard meetprocedures voor de projecten op papier; in werkelijkheid houden ze vast aan hun traditi-onele waarden en normen. Geld dat de hulporganisatie krijgt, besteedt men allereerst aan de regering die zijn deel eist. Dan aan familie, dan aan degene die je de job bezorgd heeft en aan de inrichting van je kantoor, het gebouw, de auto’s. enz. De doelgroep zit aan het einde van de lijn.

De westerse ontwikkelingswerker in zijn nieuwe 4wheeldrive met chauffeur, met een aktetas waarin de rapporten zitten, vergaderend in dure hotels, wordt geïmiteerd als je als Malinees een baantje hebt ver-overd bij een lokale hulporganisatie. Wij hadden een administratrice in dienst genomen. Iedereen keek hier erg tegen haar op. Ze had boekhouding gestudeerd in de hoofdstad. Maandenlang zat ze aan mijn bureau achter de computer. Ondertussen lakte ze haar nagels, telefoneerde, downloadde films, zat mij in de weg, veranderde alle wachtwoorden en de stapel met het werk dat ik haar gaf werd steeds hoger. Iedereen accepteerde dat want ze voldeed aan het beeld van een bureaufunctionaris. Tot ik tot haar oprechte verbazing ontplofte. “Maar Yvonne”, zei ze, “ik begrijp niet wat je bedoelt. Zo doen wij dat allemaal, zo hoort het!” We maakten er een rollenspel van en het eindigde ermee dat ze op ‘vakantie’ ging en niet meer terugkwam. Bij ons hoorde ze niet thuis.

Tijd
Duurzame ontwikkeling kost tijd, ook bij ons. Tijd, aandacht en respect. Dat krijg je niet voor elkaar met even overwippen, je plannen uitvouwen op afstand en geld overmaken. Ontwikkelingssamenwerking gaat van mens tot mens. Geld zonder respect voor de andere cultuur werkt als gif en ontwricht de samenleving.

Ik krijg soms het verwijt dat ons project niet te kopiëren zou zijn omdat het vastzit aan de persoonlijke, vrijwillige inzet van mensen. Deze manier van werken zou in de reguliere ontwikkelingssamenwerking onbetaalbaar zijn. Inderdaad is Here Bugu niet te kopiëren. Dat is meestal zo met pioniers. Maar wij worden bezocht door Malinese medewerkers van lokale NGO’s die aanvoelen dat het anders moet, door burgemeesters, door mensen van de regering. Ze noemen ons: “het project van de toekomst”.

Yvonne Gerner (Here Bugu)